De Moorman signatuur: Graffiti, murals & Kraftwerk
Door Davy de Lepper | 12 jul 2023Van ondeugend mannetje met spuitbus, tot autonoom grafisch kunstenaar. Graficus en kunstenaar Johan Moorman; iemand waarvan je vast en zeker ooit een mural hebt gezien die doet denken aan een Jeroen Bosch tafereel in gepixelde jaren zeventig videogame. Wat is zijn connectie tot Effenaar? Let’s find out!
Wanneer was je eerste muurschildering?
Ik ben vroeger begonnen met graffiti schrijven. In 1995 begon ik te experimenteren met de eerste spuitbussen. Dat begon met vrienden en kwam samen met uitgaan en skateboarden; naar de Altstadt op Stratumseind. Het leren kennen van de stad Eindhoven, maar ook de rafelrandjes zoals bruggen en tunnels.
Wat heb je gestudeerd?
Ik heb eerst in Eindhoven economie gestudeerd aan Fontys. Al mijn klasgenoten wilden een BMW of Audi hebben. Daar voelde ik me niet op m’n plek. Ik heb toen een tijdje in de Campina Fabriek gewerkt, waar nu het Koelhuis zit. Die nachtshifts pakken melk sjouwen waren natuurlijk ook niet mijn ding, dus besloot ik de kunstacademie te gaan doen. Ik ben daarvoor naar Rotterdam gegaan, de Willem de Kooning Academie waar ik Grafisch studeerde. Ik heb in De Peperklip gewoond, ontworpen door Carel Weeber, de slechtste architect van Nederland. Dat was best wel ghetto; alle bergingen werden dichtgetimmerd omdat er veel junks en dealers in zaten. Dat was even een ander sfeertje dan het gemoedelijke Eindhoven. Na de academie ben ik teruggegaan naar Eindhoven, omdat Rotterdam toen nog te hard en rauw was.
Zou je nu wel in Rotterdam gebleven zijn?
Nee, Eindhoven is waar ik geworteld ben, waar ik mijn familie heb. Het is hier relaxed, een goed gemiddelde. Je hebt hier een vliegveld, bent zo over de grens en binnen een uurtje weer in Rotterdam.
Wanneer vond jij je grafische handtekening?
Dat was toch wel in de tijd dat ik voor Effenaar werkte, in 2013. Toen ontwierp ik de poster voor de show van Kraftwerk; een 3-daags concert bij Evoluon, geprogrammeerd door Effenaar tijdens Dutch Design Week. Er was daarnaast ook een graffiti festival in Eindhoven genaamd ‘Step in the arena’. Ik had altijd een haat-liefdeverhouding met graffiti, met de scene eromheen. Het is heel dogmatisch en veelal aan regels gebonden. Ik wilde vrijheid hebben om dingen anders te doen. Dus ik heb hele periodes geen graffiti gemaakt. Dat ging een beetje heen en weer, maar op een gegeven moment kwam alles samen.
Hoe kwam de Kraftwerk-poster tot stand?
Het is eigenlijk mijn versie geworden van wat er aan beeldmateriaal over Kraftwerk te vinden is. Lo-fi gepixelde letters, de bandleden afgebeeld als robots. En alle objecten perfect uitgelijnd alsof ze zo van een lopende band afgerold komen.
Zijn je muurtekeningen graffiti of geschilderd?
Dat vind ik altijd lastig om te zeggen aangezien de scheidingslijn zo dun is. Ik werk eerst digitaal. Of je het nou met een spuitbus of kwast maakt, maakt niet uit. Of het is digitaal getekend of gegenereerd. Ik wil dat het in alle vormen voorkomt, maar zou het liever niet de term graffiti geven. Dat is één van de media waarmee ik mijn werken maak. Graffiti als zelfstandig naamwoord is voor mij het schrijven en verspreiden van tags. Dat heb ik achter me gelaten.
Zit er altijd een verhaal in je muurschilderingen?
Mijn murals zijn een vertaling van de dingen die me inspireren en waarmee ik ben opgegroeid. Mijn vader werkte voor Philips bij de machinefabriek. We hadden toen een pasje waarmee je goedkoop de nieuwste Philips-producten kon kopen bij de personeelswinkel, wat nu broedplaats TAC is en waar ik tot voor kort mijn studio had. We kregen toen korting op producten zoals spelcomputers, de Videopac waar je een enorm spel ter grootte van een ‘cartridge’ in moest stoppen. Ik groeide dus op in de jaren zeventig met een gepixelde beeldtaal en felle kleuren. Het was allemaal heel plat, beperkt in kleur en nep 3D. Nu is alles kant en klaar 4K gerenderd 3D.
Je hebt twee bedrijven; Studio Spielerei en Johan Moorman. Waarom voelde je de noodzaak deze twee niches zo had neer te zetten?
Ik kreeg na de academie veel grafische opdrachten, maar uiteindelijk kreeg ik meer de neiging mijn eigen werk te maken. Ik ben altijd met mijn eigen projecten bezig geweest, ook op de academie. Maar ik kon niet direct beginnen als autonoom kunstenaar. Deze twee niches geven me een kader; Spielerei is klantgericht en in mijn eigen werk wil ik autonomer zijn.
Dus als je het onder één naam presenteert, vind jij dat het een het ander afdoet?
Ja, vind ik wel. De focus ligt nu vooral op mijn eigen werk, maar er blijven altijd een paar klanten die ik leuk vind om te doen zoals o.a. Effenaar en Restaurant Tribeca in Heeze.
Is er iets dat je wil toevoegen aan de maatschappij met je autonome werk?
Oei, goede vraag! Je wil mensen verrassen en aan het denken zetten. Nu kijk ik vaak waar mijn onderwerpen, de muren, staan in een stad. Zo kan ik mijn murals site-specific maken. Bijvoorbeeld in Eindhoven aan de Aalsterweg. Dat vond ik een entree-weg naar de stad. Een mooie plek en ansichtkaart van Eindhoven, waar je vanuit het Zuiden binnenkomt rijden. De muurschildering daar ging over de toekomst, waar de muur heel erg aan het verbrokkelen was. Dit vond ik een mooie dualiteit.
Wat heb je zoal voor Effenaar hebt gemaakt als vormgever?
Ik werkte één dag in de week voor Effenaar, op de woensdag. Ik maakte destijds programmaboekjes, veel DTP-werk. Ik was net afgestudeerd en het was een goede oefening. Alles kwam voorbij: van bierviltjes, tot posters tot petjes en tasjes. Het was soms vijftig dingen maken op een dag; heftig, maar een goede leerschool. Alles moest in de huisstijl van Fabrique, die niet bepaald eenvoudig was. Die huisstijl dekte niet de hele lading van Effenaar; het was vrij technisch en modern. Als je een gruizige metalband had met tentakel-achtige typografie en bloeddrinkende gasten, paste het daar helemaal niet bij. Toen er meer ruimte kwam om te experimenteren heb ik daar gebruik van gemaakt. Ik heb destijds Gruismeel gedaan, DOC in de Area51 en de oude Hit The City, wat later een tijdje DDW Music heette. We gingen ruimte zoeken binnen de huisstijl om verschillende merken neer te zetten. Effenaar is heel divers qua publiek.
Voor DDW Music maakte ik met Laura van Gerven een vet programmaboekje met augmented reality, geïnspireerd op de ‘Take on me’ muziekvideo van a-ha. Print en je scherm moesten naadloos in elkaar overgaan, dat was het idee. Hiervoor pakten we stills uit videoclips. Als je deze scande met je telefoon begon de videoclip vanaf dat frame af te spelen op je telefoon. Zo’n festival leent zich daar goed voor. Het was voor mij goed om te experimenteren en in al die niches te duiken en wat daar visueel bij komt kijken. Na twee jaar kreeg ik de behoefte om mijn eigen pad te bewandelen.
Wat heeft het poppodium voor jou betekent?
Ik kwam al in de oude Effenaar in de jaren negentig. Destijds organiseerden we illegale hiphop feesten in tunnels. Die hele DIY-cultuur trok me erg: decors spuiten en tunnels versieren - wat een slecht woord. Vanuit deze scene kwamen we uiteindelijk op plekken als Dynamo, Stratumseind en uiteraard Effenaar. Er was een avond genaamd ’Return of the Bboy’ waar we het decor mochten maken. Er stond een soort kopieerapparaat in de zaal waarmee je live kunst kon maken. Dat was vet; dat je bij kon dragen aan zo’n avond. Op een andere avond kreeg iedereen een diarolletje dat diezelfde avond nog werd geprojecteerd. Lekker lo-fi. Effenaar heeft vooral indruk op mij gemaakt. Het ontmoeten van mensen, geïnspireerd worden en een podium hebben waar je je creatief kan uiten. En natuurlijk vette artiesten zien!
Wat zie je graag terug in de toekomst van Effenaar?
Dat het een podium blijft voor kleine initiatieven uit de stad. Dat het niet alleen om die grote knallers draait, maar dat het de humuslaag blijft voeden. Laagdrempelig voor jonge makers en subculturen.